Wetgever schept duidelijkheid over kwijtschelding schulden na faillissement

15 september 2023
deurbel met 'liquidation totale'

Het Grondwettelijk Hof vernietigde in haar arrest van 21 oktober 2021 artikel XX.173 WER: dat artikel gaf een gefailleerde-natuurlijke persoon een wettelijke vervaltermijn van drie maanden (vanaf de opening van het faillissement) om kwijtschelding te vragen. Door die uitspraak kon een gefailleerde die kwijtschelding in bepaalde gevallen ook nog na die termijn aanvragen en verkrijgen. Ondertussen heeft de wetgever de betrokken wettelijke bepaling in overeenstemming gebracht met de uitspraak van het Grondwettelijk Hof.  Wat betekent dat praktisch?

 

De nieuwe wet van 7 juni

Op 7 juli verscheen in het Belgisch Staatsblad de wet van 7 juni  “tot omzetting van Richtlijn (EU) 2019/1023 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende preventieve herstructureringsstelsels, betreffende kwijtschelding van schuld en beroepsverboden, en betreffende maatregelen ter verhoging van de efficiëntie van procedures inzake herstructurering, insolventie en kwijtschelding van schuld, en tot wijziging van Richtlijn (EU) 2017/1132 en houdende diverse bepalingen inzake insolvabiliteit”.

Artikel 233 van deze wet vervangt het oude artikel XX.173 als volgt:

Art. XX.173. § 1. Indien de gefailleerde een natuurlijke persoon is, zal hij ten aanzien van de schuldeisers worden bevrijd van de restschulden, onverminderd de zakelijke zekerheden gesteld door de schuldenaar of een derde.

De kwijtschelding heeft geen gevolgen voor de onderhoudsschulden van de gefailleerde noch voor de schulden voortvloeiend uit de verplichting tot herstel van de schade verbonden aan het overlijden of aan de aantasting van de lichamelijke integriteit van een persoon waaraan de gefailleerde schuld heeft.

§ 2. Onverminderd paragraaf 1, bevrijden de sluiting van het faillissement bedoeld in artikel XX.135 en de sluiting bedoeld in artikel XX.171 de schuldenaar van zijn restschulden.

§ 3. Elke belanghebbende met inbegrip van de curator en het openbaar ministerie kan, bij verzoekschrift waarvan door de griffier wordt kennis gegeven aan de gefailleerde vanaf de bekendmaking van het faillissementsvonnis vorderen dat de kwijtschelding voor een deel of volledig wordt geweigerd bij met redenen omklede beslissing, indien de gefailleerde kennelijk grove fouten heeft begaan die hebben bijgedragen tot het faillissement, of wetens naar aanleiding van de aangifte van het faillissement of naderhand op de vragen van de rechter-commissaris of van de curator onjuiste inlichtingen heeft verstrekt.

Het recht te vorderen dat de kwijtschelding geheel of gedeeltelijk wordt geweigerd, vervalt na drie jaar te rekenen vanaf het ogenblik dat het recht opname te vorderen bedoeld in XX.165, derde lid, verstreken is.

Dezelfde vordering kan worden ingesteld bij wijze van derdenverzet bij verzoekschrift uiterlijk drie maanden na de bekendmaking van het vonnis van sluiting van het faillissement, en voor zover deze termijn van drie jaar niet verstreken is.

De door de rechtbank gedeeltelijk geweigerde kwijtschelding wordt evenredig verdeeld over alle schuldeisers zonder inachtneming van de wettige reden van voorrang.

Wanneer de gefailleerde beoefenaar is van een vrij beroep, dan stelt de griffier diens orde of instituut in kennis door een kopie te sturen van het vonnis waarin de kwijtschelding voor een deel of volledig wordt geweigerd.

Het vonnis dat de kwijtschelding geheel of gedeeltelijk weigert wordt door de griffier bij uittreksel bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.

Wat betekent dat praktisch?

Praktisch betekent dit:

  • De kwijtschelding is in principe ‘verworven’ bij en door de sluiting van het faillissement.
  • De gefailleerde moet hiertoe geen formeel verzoek indienen zoals voorheen. De kwijtschelding wordt nu dus ‘automatisch’ toegekend.  

Behalve:

  • wanneer een ‘belanghebbende’ zich hiertegen verzet heeft tijdens de faillissementsprocedure (als nog geen 3 jaar verstreken is nadat het passief van het faillissement vastgesteld is -  conform XX.165, derde lid WER)
  • en de rechter ook van mening was dat de kwijtschelding niet of slechts gedeeltelijk kon worden toegekend (om één van de redenen genoemd in art. XX.173, §3, eerste lid WER)

Daarnaast  bepaalt het nieuwe artikel XX.173 WER ook nog wel dat deze kwijtschelding geheel of gedeeltelijk ongedaan kan worden gemaakt na het sluiten van het faillissement: dit moet dan wel aangevraagd worden binnen de 3 maanden na het sluiten van het faillissement middels derdenverzet. Het kan (ook) enkel voor zover er geen 3 jaar verstreken is sinds het passief van het faillissement conform XX.165, derde lid WER vastgesteld is tijdens de procedure.

De kwijtschelding heeft geen betrekking op deze schulden:

  • onderhoudsschulden van de gefailleerde
  • de schulden voortvloeiend uit de verplichting tot herstel van de schade verbonden aan het overlijden of aan de aantasting van de lichamelijke integriteit van een persoon waaraan de gefailleerde schuld heeft
  • penale boetes en verbeurdverklaringen (niet op basis van art. XX.173, §1 WER maar op basis van art. 464/1 §8 lid 5 Wetboek Strafvordering)

En ook als de gefailleerde een zakelijke zekerheid (bv. een hypotheek) stelde voor een ‘kwijtgescholden schuld’ kan die nog aangewend worden om die schuld te betalen.

 

Inwerkingtreding

De nieuwe regeling over de ‘automatische’ kwijtschelding geldt alleen voor faillissementen die geopend zijn na 1 september 2023.

Voor faillissementen die eerder geopend waren, geldt deze regeling dus niet. In die gevallen moet de gefailleerde sowieso nog steeds een verzoekschrift tot kwijtschelding indienen. Wij raden aan om in dat geval een beroep te doen op een (pro deo) advocaat of zich te wenden tot een gespecialiseerde hulpverleningsinstantie voor (ex) ondernemers zoals Dyzo. Vooral wanneer zo’n faillissement al is afgesloten, bestaat er discussie of en hoe de kwijtschelding alsnog kan worden aangevraagd.