DAVO neemt het inkomen van je cliënt volledig in beslag: niets aan te doen?

05 december 2023

Dat onderhoudsgeld niet betaald wordt, moet natuurlijk te allen tijde vermeden worden. Maar het gebeurt soms wel. Als de onderhoudsgerechtigde dan een beroep doet op DAVO, kan DAVO iemands inkomen volledig in beslag nemen. Wat kan je dan nog doen als (schuld)hulpverlener?


Niet-betaling moet vermeden worden wegens de gevolgen voor de onderhoudsplichtige, maar eerst en vooral ook voor de onderhoudsgerechtigde. Er is immers bepaald dat die de som nodig heeft voor haar of zijn levensonderhoud of, in de praktijk vaker, dat van kind(eren).

Als er over dit onderhoudsgeld een uitvoerbare titel bestaat (notariële akte, vonnis van de rechter, een door de rechtbank gehomologeerd akte van echtscheiding met onderlinge toestemming enz.) dan kan de onderhoudsgerechtigde zich bij niet-betaling wenden tot een gerechtsdeurwaarder om beslag te leggen op de (on)roerende goederen of het inkomen van de onderhoudsplichtige.

Bijzonder bij dat laatste is dat de beslaggrenzen niet gelden. Ook inkomens die normaal geheel niet-beslagbaar zijn (bv. tegemoetkomingen aan mindervaliden) kunnen volledig in beslag worden genomen. In bepaalde gevallen kan de onderhoudsgerechtigde ook via de rechtbank een zogenaamde loondelegatie laten opstarten met dezelfde gevolgen voor het inkomen van de onderhoudsplichtige.

Tussenkomst van DAVO: zelfde rechten als de onderhoudsgerechtigde

De onderhoudsgerechtigde kan bij niet-betaling van onderhoudsgeld waarop hij of zij recht heeft (onder bepaalde voorwaarden) ook een beroep doen op DAVO: de dienst voor alimentatievordering van de FOD Financiën, om voorschotten te krijgen of om de achterstallen in te vorderen. DAVO neemt dan de invordering op zich. Daarbij heeft het dezelfde rechten als de onderhoudsgerechtigde en kan het ook het inkomen van de onderhoudsplichtige volledig in beslag nemen.

Welke mogelijkheden heeft de (schuld)hulpverlener?

Als een cliënt bij je komt aankloppen wiens inkomen volledig in beslag is genomen, dan kunnen verschillende opties (tegelijk) overwogen worden.

1. De totale financiële situatie beoordelen, het bestaan van eventuele andere schulden en ook de omvang van openstaande schuld aan onderhoudsgeld. Misschien is het beslag op het volledige inkomen maar van heel tijdelijke aard en kan het overbrugd worden met informele steun (in geld of natura). Of beschikt de cliënt nog over bepaalde financiële middelen (bv. een spaarrekening die niet in beslag genomen is) om toch minstens de (meest) noodzakelijke vaste kosten te blijven betalen.

Opgelet: in geval van beslag op inkomsten wordt dit beslag niet zomaar beëindigd als de beslagleggende schuldeiser zijn schuld (plus de gemaakte beslagkosten) aangezuiverd is. De gerechtsdeurwaarder moet ook voor andere schuldeisers, die zich bij hem kenbaar hebben gemaakt, het beslag op het inkomen uitvoeren. Daarnaast geldt het beslag desgevallend ook voor toekomstige nog te vervallen onderhoudsbijdragen.

2. Is de schuldenlast heel aanzienlijk en zijn er ook nog tal van andere schulden, dan kan ook een collectieve schuldenregeling overwogen worden als de cliënt voldoet aan de toelaatbaarheidsvoorwaarden. Onderhoudsgeld kan weliswaar niet door een rechter kwijtgescholden worden tijdens die procedure, en onderhoudsgeld dat vervalt tijdens de procedure moet natuurlijk betaald blijven worden, maar het heeft toch al minstens tot gevolg dat het beslag wordt opgeheven.

Ook zal de schuldbemiddelaar een leefgeld bepalen waarmee de cliënt zijn vaste kosten en uitgaven, nodig om menswaardig te kunnen leven, moet kunnen bekostigen.

Op het einde van de rit, in principe na maximaal zeven jaar, wanneer de procedure succesvol is doorlopen, is er dan minstens al een oplossing gevonden voor de schulden die wel kwijtscheldbaar zijn. Na de procedure moet dan nog wel oplossing gevonden worden voor de eventuele ‘restschulden aan onderhoudsgeld’. Dat wordt dan bij voorkeur in een afbetalingsakkoord vastgelegd (voor het einde van de procedure).

Opmerking: bij een minnelijke aanzuiveringsregeling is het niet ‘verboden’ voor een onderhoudsgerechtigde, en dus ook niet voor DAVO, om in te stemmen met een voorstel van minnelijke aanzuiveringsregeling waarbij ‘restschulden aan onderhoudsgeld’ na succesvolle beëindiging van de collectieve schuldenregeling kwijtgescholden zijn: de wetgeving op de collectieve schuldenregeling maakt kwijtschelding van onderhoudsgeld enkel onmogelijk als de arbeidsrechtbank een gerechtelijke aanzuiveringsregeling of een totale kwijtschelding oplegt.

3. Ook kan je bij de FOD Financiën een afbetalingsregeling aanvragen voor het onderhoudsgeld dat aan DAVO verschuldigd is. Door zo’n voorstel tot afbetaling wordt desgevallend ook het lopende onderhoudsgeld betaald (verhoogd met werkingskosten als dat aan DAVO betaald moet worden omdat ze voorschotten uitkeren aan de onderhoudsgerechtigde) en het bevat een regeling voor de achterstallen. Zoals bij andere afbetalingsregelingen bij de FOD Financiën wordt verder een onderscheid gemaakt tussen:

  • kortlopende plannen (met volledige betaling binnen de 4 maanden na het ontstaan van de schuld)
  • langlopende plannen (met volledige betaling binnen de 12 maanden na het ontstaan van de schuld)
  • en de zgn. administratieve schuldenregeling (ASR) (met een betalingstermijn tot maximaal 60 maanden na ontvangst van het verzoek hiertoe).

De FOD Financiën zal ook steeds nagaan of een collectieve schuldenregeling niet een meer passende oplossing is als er ook nog (veel) andere schulden zijn.

4. Het zgn. onbeperkt uitstel van invordering is geen uitweg voor sommen die verschuldigd zijn aan DAVO.

Het Wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen (WMGI), waarin dit onbeperkt uitstel wordt behandeld, sluit in artikel 1 sommen verschuldigd aan DAVO uit van haar toepassingsgebied, tenzij de Wet van 21 februari 2003 tot oprichting van een Dienst voor alimentatievorderingen bij de FOD Financiën het anders bepaalt. Welnu, deze wet bepaalt in artikel 14 niet dat het onbeperkt uitstel van toepassing is voor sommen die DAVO invordert bij een onderhoudsplichtige.

5. Verder is het mogelijk om bij de FOD Financiën/DAVO een beperking aan te vragen van een lopend beslag op het volledige inkomen voor onderhoudsgeld. Dat is minder bekend maar het wordt wel degelijk in bepaalde gevallen toegestaan.

Concrete voorwaarden zijn niet bekend. Het moet ook eerder als ‘gunst’ worden beschouwd, aangezien DAVO wel degelijk hetzelfde ‘recht’ heeft als een onderhoudsgerechtigde.

Het lijkt niet abnormaal dat een voorstel ter zake bij voorkeur bepaalt dat de volledige betaling van het lopend onderhoudsgeld (plus werkingskosten) en het inlopen van achterstallen nog gedeeltelijk gerealiseerd kan worden via het beslag.

Er kan rekening gehouden worden met bedragen gelijk aan het leefloon berekend volgens de Wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie (RMI-wet), omdat de onderhoudsplichtige toch minstens het minimale zou moeten overhouden om nog menswaardig te leven en zijn noodzakelijke vaste kosten te betalen (en om te vermijden dat hij niet nog meer in de schulden terechtkomt). Er wordt dan best zo concreet mogelijk aangetoond wat de lopende noodzakelijke vaste uitgaven zijn.

6. Als je het met de FOD Financiën niet eens raakt over een mogelijke afbetalingsregeling of over de beperking waarvan hierboven sprake, dan kan je je tot de fiscale bemiddelingsdienst (FBD) wenden. Over die beperking lezen we in hun jaarverslag 2020 (p. 74):

De FBD werd bij W 9 juli 2020 (BS 17 juli 2020) bovendien tevens bevoegd voor de geschillen inzake de inning en de invordering van DAVO-vorderingen die zijn opgenomen in een uitvoerbaar verklaard dwangbevel dat ter kennis werd gebracht of werd betekend of nog opgenomen in een uitvoerbaar verklaard bijzonder kohier of innings- of invorderingsregister.

Ter illustratie volgen hierna een tweetal casussen waarin de FBD tijdens het jaar 2020 inzake deze materie tussenkwam.

Inzake de invordering van onderhoudsschulden (”DAVO-schulden”) vinden de beslagbeperkingen, voorzien in de artikelen 1408 en volgende Ger. W, immers geen toepassing. Wat inhoudt dat de inkomsten of uitkeringen van de onderhoudsplichtige daartoe volledig in beslag kunnen worden genomen.

In een eerste dossier, waren de werkloosheidsuitkeringen van de schuldenaar reeds sedert 6 maanden volledig in beslag genomen. Door de tussenkomst van de FBD kon dit beslag uiteindelijk worden beperkt tot 300 EUR per maand.

In een ander geval was het leefloon van de onderhoudsplichtige volledig in beslag genomen. In dit dossier kon de FBD aantonen dat de noodzakelijke kosten van de schuldenaar 800 EUR per maand bedroegen. Aldus kon een beslagbeperking tot 200 EUR per maand worden verkregen.

In beide gevallen kon met de maandelijks inbeslaggenomen som zowel het maandelijkse lopende onderhoudsgeld als een gedeelte van de achterstallen aan alimentatiegelden worden aangezuiverd.

7. Het is ook mogelijk om steun te vragen aan het OCMW. Als het OCMW beslist om financiële steun toe te kennen in de vorm van een (tijdelijke) uitkering in geld (in plaats van of naast steun in natura), dan kan de onderhoudsgerechtigde en dus ook DAVO daarop geen beslag bij het OCMW leggen. Deze steun, op basis van de OCMW-wet, is immers de enige uitzondering op het zogenaamde ‘supervoorrecht’ voor onderhoudsgeld.

Anderzijds kan het zogenaamde leefloon, toegekend op basis van de RMI-wet, wel degelijk ook volledig in beslag worden genomen wegens niet-betaald onderhoudsgeld.

8. Tot slot kan, in principe enkel voor de toekomst, een verlaging van eerder toegekend onderhoudsgeld worden verkregen: omdat de financiële situatie van de onderhoudsplichtige (ernstig) verslechterd is  - buiten zijn wil om ; of wegens andere gewijzigde omstandigheden. Om die mogelijkheden te verkennen verwijs je best (tegelijk) door naar een (pro-deo)-advocaat.